PCC-Markers

Gewenst gedrag in een coach gesprek

Prestatie-indicatoren zijn de indicatoren waarnaar een assessor luistert en vaststelt in welke mate ICF-kerncompetenties voldoende aanwezig zijn in een opgenomen coachgesprek.

De hierna benoemde kenmerken – die we PCC-markers noemen – vertegenwoordigen het gewenste gedrag van de kerncompetenties in een coach gesprek op het niveau van Professional Certified Coach (PCC).

Deze PCC-markers ondersteunen een eerlijk, consistent, valide, betrouwbaar, herhaalbaar en verdedigbaar evaluatieproces van een coach gesprek.

De PCC-markers kunnen coaches, coach-trainers en mentor-coaches ook ondersteunen bij het identificeren van gebieden voor groei en vaardigheidsontwikkeling bij coaching op PCCniveau; mits dit gebeurt in de context van het ontwikkelen van de kerncompetenties. Het is niet bedoeld om de PCC-markers als een afvinklijst in een coach gesprek te gebruiken om zo de PCC prestatie-evaluatie te beoordelen.

Competentie 1: Demonstreert ethische praktijk

Coach is vertrouwd met de ICF Ethische Code. Naleving hiervan is vereist voor alle niveaus van coaching. Succesvolle PCC-kandidaten zijn consistent in de rol van coach en laten coaching zien in lijn met de ICF Ethische Code.

Competentie 2: Belichaamt een coachingsmentaliteit

Het omarmen van een coachende mentaliteit – een mentaliteit die open, nieuwsgierig, flexibel en klantgericht is – is een proces van voortdurend leren, reflecteren, ontwikkelen en voorbereiden van coachgesprekken. Deze elementen spelen zich gedurende de professionele ontwikkeling van een coach af en kunnen niet in één moment volledig worden vastgelegd.

Bepaalde elementen van deze competentie kunnen echter worden gedemonstreerd in een coach gesprek.

Deze specifieke gedragingen worden beschreven en geëvalueerd in de volgende PCCmarkers: 4.1, 4.3, 4.4, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 6.1, 6.5, 7.1 en 7.5. Net als bij andere competentiegebieden, moet een minimumaantal van deze markers worden aangetoond om te slagen voor de PCC-prestatie-evaluatie. Alle elementen van deze competentie zullen ook worden geëvalueerd in de schriftelijke kennistoets van ICF.

Competentie 3: Stelt Overeenkomsten Op En Onderhoud Deze

3.1 Werkt samen met de cliënt om te bepalen of te herbevestigen wat de cliënt wil bereiken in het coaching gesprek.

3.2 Werkt samen met de cliënt om te bepalen of te herbevestigen hoe het succes van wat de cliënt wil bereiken in het coaching gesprek meetbaar gemaakt kan worden.

3.3. De coach vraagt naar of onderzoekt wat belangrijk of zinvol is voor de cliënt over wat de cliënt in deze sessie wil bereiken.

3.4. Coach werkt samen met de cliënt om te bepalen wat de cliënt denkt dat aangepakt (of besproken?) moet worden om te bereiken wat de cliënt wil bereiken in het coaching gesprek

Competentie 4: Vertrouwen En Veiligheid Creëren

4.1 Coach erkent en respecteert de unieke talenten, inzichten en inzet van de cliënt in het coach gesprek.

4.2 Coach uit steun, empathie of zorg voor de cliënt.

4.3 Coach erkent en ondersteunt het uiten van gevoelens, percepties, zorgen, overtuigingen of suggesties door de cliënt.

4.4 Coach werkt samen met de cliënt door deze uit te nodigen op enigerlei wijze te reageren op wat de coach zegt of doet en accepteert de reactie.

Competentie 5: Blijft Betrokken

5.1 De Coach benadert de cliënt op zijns-niveau (de wie).

5.2 Coach werkt samen met de cliënt op wat de cliënt wil bereiken tijdens het coach gesprek (het wat).

5.3 Coach werkt samen met de cliënt door de deze te ondersteunen bij het kiezen van wat er in het coach gesprek gebeurt.

5.4 Coach is nieuwsgierig naar het bewustzijn van de cliënt.

5.5 Coach laat stiltemomenten, pauze of momenten voor reflectie zijn.

Competentie 6: Luistert Actief

6.1 De vragen en observaties van de coach zijn afgestemd door gebruik te maken van wat de coach heeft geleerd over wie de cliënt is of de situatie van de cliënt.

6.2 De coach vraagt naar of onderzoekt het taalgebruik van de cliënt.

6.3 De coach vraagt naar of onderzoekt de emoties van de cliënt.

6.4 De coach onderzoekt veranderingen in energie, non-verbale signalen of ander gedrag van de cliënt.

6.5 De coach vraagt naar of onderzoekt hoe de cliënt zichzelf en zijn/haar wereld waarneemt.

6.6. De coach onderbreekt de cliënt niet en laat deze uitpraten, tenzij de onderbreking een duidelijk doel heeft in het coaching gesprek.

6.7. De coach reflecteert of vat kort en bondig samen wat de cliënt communiceerde zodat er helderheid en wederzijds begrip blijft bestaan.

Competentie 7: Inspireert Bewustzijn

7.1 Coach vraagt naar de manier van denken, voelen, waarden, behoeften, wensen, overtuigingen of gedrag van de cliënt.

7.2 Coach stelt vragen die de cliënt helpen voorbij het huidige denken of voelen te gaan, zodat er nieuwe, andere of uitgebreidere wijzen van denken of voelen over zichzelf (de wie) ontstaan. (de wie, zie marker 5.1).

7.3 Coach stelt vragen die de cliënt helpen voorbij het huidige denken of voelen te gaan, zodat er nieuwe, andere of uitgebreidere wijzen van denken of voelen over hun situatie (het wat) ontstaan. (de wat, zie marker 5.2).

7.4 Coach stelt vragen om de cliënt te ondersteunen om voorbij het huidige denken, voelen of gedragingen in de richting van het resultaat dat de cliënt wenst.

7.5 Coach deelt – zonder gehecht te zijn aan eigen – observaties, intuïties, opmerkingen, gedachten of gevoelens – en nodigt de cliënt verbaal of via intonatie uit tot verdere verkenning.

7.6 Coach stelt duidelijke, directe, voornamelijk open vragen, één voor één, in een tempo dat de cliënt voldoende ruimte geeft voor nadenken, voelen of reflecteren.

7.7 Coach gebruikt taal die over het algemeen duidelijk en beknopt is.

7.8 Coach zorgt ervoor dat de cliënt voornamelijk aan het woord is.

Competentie 8: Groei Van De Cliënt Faciliteren

8.1 Coach nodigt de cliënt uit of staat de cliënt toe om de voortgang te onderzoeken naar wat de cliënt wilde bereiken in het coach gesprek.

8.2 De coach nodigt de cliënt uit om te benoemen, onderzoeken of verkennen wat de cliënt in deze sessie over zichzelf (de wie) heeft geleerd.

8.3 Coach nodigt de cliënt uit om te benoemen, onderzoeken of verkennen wat de cliënt in deze sessie over zijn/haar situatie (het wat) heeft geleerd.

8.4 Coach nodigt de cliënt uit om na te denken over hoe de cliënt nieuwe inzichten uit het coach gesprek zal gebruiken.

8.5 Coach werkt samen met de cliënt in denken en reflecteren om acties te ontwerpen die na het coach gesprek uitgevoerd kunnen worden.

8.6 Coach werkt samen met de cliënt om te overwegen hoe deze na het coach gesprek verder kan gaan, ook over in te zetten middelen, ondersteuning of mogelijke belemmeringen.

8.7 Coach werkt samen met de cliënt om de beste methoden van aanspreekbaarheid voor zichzelf te ontwerpen.

8.8 Coach viert de voortgang en het leren van de cliënt.

8.9 Coach werkt samen met de cliënt hoe het coach gesprek af te ronden.

Deze vertaling van de ICF Kerncompetenties is ontwikkeld door ICF Chapter Netherlands en gepubliceerd op 1 mei 2024. De originele ICF Kerncompetenties zijn beschikbaar op de website van de ICF Global op: The Gold Standard in Coaching | ICF – Core Competencies www.coachingfederation.org.

nl_NLNederlands